Evenals in haar vorige romans staat hier niet de oplossing van een misdaad centraal. Die misdaad is slechts de leidraad. Het gaat om de personages, hun drijfveren, hun geheimen. In dit geval gaat het om vier stadsmensen die naar het platteland zijn getrokken en daar met elkaar in een landhuis wonen. Mensen met alledaagse en niet zo alledaagse bekommernissen. Een zedenschets, die laat zien dat je geen engel hoeft te zijn om iets goeds te doen, en geen psychopatisch monster om iets boosaardigs te doen. Sympathieën liggen niet verdeeld tussen goed en kwaad. Ja, het kwade in de mens steekt de kop op, maar evenals de heldhaftigheid krijgt het iets intiems alsof het om een huis-tuin-en-keukengebeuren gaat.
Wolven en lammeren. Wolven en zwijnen zou een betere omschrijving zijn geweest, maar als titel minder geschikt. En het zou verkeerde verwachtingen wekken. Wat ik van dit boek verwachte — levensechte personages die je onder de huid kruipen, een verstoorde idylle, pittige dialogen, een spannend verhaal, kortom een boek dat je niet makkelijk weglegt — in niets stelt dit boek teleur.
Over idylle gesproken, hier wordt op een subversieve manier, haast met een boosaardig genot, een heel nieuwe idylle geschapen. Misschien wel het beste wat ik tot nu toe van Susanne Mischke heb gelezen.
Het klinkt misschien allemaal wat vaag, maar dit is gewoon een boek dat je moet lezen, beleven, zonder dat je vooraf iets weet over het verhaal. Het verhaal is te spannend om iets van te verklappen.