Het idee van het boek lijkt ontsproten aan het brein van iemand die schizofreen is, iemand die in elke hoek van de kamer een bandrecorder onophoudelijk teksten laat spuien om te voorkomen dat de gedachten van de persoon in de kamer kunnen worden waargenomen door iets van buiten de kamer. Door een haai bijvoorbeeld, die de vloer van de kamer kan veranderen in water en de bewoner de diepte intrekt. Zoiets.
Maar dit boek is allerminst dat van een gestoorde schrijver. Het is een geraffineerde roman. Ongewoon, zeer inventief. Een haai die niet bestaat uit vlees en bloed, maar uit gedachten. Is zo'n haai gevaarlijk? Wel in dit boek.
Het is een spannend verhaal. De hoofdpersoon ontwaakt, ontsnapt aan de dood, en is zijn complete geheugen kwijt. Hij vindt berichten van zijn voormalige zelf aan zijn nieuwe zelf, berichten die hem moeten helpen zichzelf terug te vinden. Berichten die hem moeten helpen te overleven.
Een boek over een verloren liefde. Over monsterlijke onsterfelijkheid. Over een zoektocht naar de betekenis van alles.
Tekst is iets fysieks in dit boek. Het verhaal wordt niet alleen verteld in woord, maar ook in typografie, in illustraties die zelf weer bestaan uit tekst. Ruim veertig pagina's bevatten geen gewone tekst, maar een filmpje van een teksthaai, die op je toe zwemt als je de bladzijden snel langs je duim laat omslaan.