Het lichaam van een meisje, vermoord, verstoort de gemoedsrust van een leraar biologie, de man die het lichaam heeft gevonden. Hij biecht de lezer zijn twijfels, zijn verwondering over het lot dat hem, de niet geheel geslaagde man op middelbare leeftijd, verbindt met het lot van dat onbekende meisje. Hij denkt na, hij droomt, hij redeneert, over de vragen van het bestaan. Niet hoogdravend. Alles wordt verteld met de integriteit, de nuchterheid van de mens die leeft op het platteland, die de wreedheid van de natuur kent, bewondert, maar er niet per se vrede mee heeft.