Ik had een lijk gevonden en ik fietste over de hei om het de wereld te gaan vertellen.
Koos van Zomeren
Meisje in het veen
roman, 1996, 118 blz.
Koos van Zomeren schrijft taal die schittert in zijn zorgvuldigheid, de stijl die ik al ken en bewonder uit andere boeken. Meisje in het veen is de eerste roman van Van Zomeren die ik lees, en ook in dit boek toont de schrijver zich een scherpe en barmhartige waarnemer.

Het lichaam van een meisje, vermoord, verstoort de gemoedsrust van een leraar biologie, de man die het lichaam heeft gevonden. Hij biecht de lezer zijn twijfels, zijn verwondering over het lot dat hem, de niet geheel geslaagde man op middelbare leeftijd, verbindt met het lot van dat onbekende meisje. Hij denkt na, hij droomt, hij redeneert, over de vragen van het bestaan. Niet hoogdravend. Alles wordt verteld met de integriteit, de nuchterheid van de mens die leeft op het platteland, die de wreedheid van de natuur kent, bewondert, maar er niet per se vrede mee heeft.