Märchen der Brüder Grimm
Ausgewählt von Lore Segal und Maurice Sendak
Mit Zeichnungen von Maurice Sendak
1974/1985, 330 blz.
Jacob Grimm (1785-1863) en Wilhelm Grimm (1786-1859) waren taalkundigen. Jacob Grimm is bekend vanwege de Wet van Grimm, een wet die een klankverandering in Germaanse talen beschrijft, en een belangrijke aanzet was voor de vergelijkende taalwetenschap. Jacob en Wilhelm begonnen samen aan het Deutsches Wörterbuch, een werk dat pas na 123 jaar werd voltooid, en met z'n 32 delen nog steeds geldt als een standaardwerk voor de Duitse etymologie.

Bij het grote publiek zijn de broeders Grimm bekend vanwege hun sprookjes. Zij waren bij de eersten die zich serieus met volkskunde bezighielden. Ze tekenden sprookjes op die tot dan toe alleen mondeling werden overgedragen, sprookjes die zonder hun werk nu misschien verloren waren gegaan. Hun belangrijkste verzameling is bekend onder de titel Kinder- und Hausmärchen, en bevat tweehonderd sprookjes.

De verzameling Märchen der Brüder Grimm bevat 27 sprookjes, waaronder Hans en Grietje en Sneeuwwitje. Andere beroemde sprookjes, zoals Roodkapje, Assepoester en Doornroosje ontbreken. Het leuke is dat de verhalen verteld worden in de oorspronkelijke taal. De meeste sprookjes zijn in het Hoog-Duits, maar er zijn er ook een aantal in het Neder-Duits, en eentje in een meer zuidelijk dialect.

Opvallend zijn de verschillen tussen de sprookjes van Grimm en de sprookjes van Hans Christian Andersen (1805-1875). Andersen verzon zijn sprookjes zelf, waardoor ze een duidelijk andere stijl hebben dan die van Grimm.

De sprookjes van Grimm worden gedreven door de handeling, en hebben een "dwingende" voortgang. "Zo dient dit verhaal verteld te worden, en niet anders." De sprookjes gebruiken vaste vormen. In het merendeel van de sprookjes gebeuren dingen in drievoud. Sneeuwwitje wordt drie keer vergiftigd. De meesterdief moet drie opdrachten vervullen. De jongen die het griezelen wil leren moet drie nachten in het spookslot doorbrengen. De drievoudige herhaling met variaties in de sprookjes is als een soort bezwerende formule waarvan niet afgeweken mag worden.

De sprookjes van Andersen maken veel minder gebruik van vaste formules, en worden meer gedreven door de personages, die meer levensecht zijn dan de figuren in de sprookjes van Grimm. Het aandoenlijk beschreven lot van de kleine zeemeermin, zoiets kom je niet tegen bij de sprookjes van Grimm. En uiteraard lopen alle sprookjes van Grimm goed af, en is dat bij Andersen niet altijd het geval.