De centrale vraag in het boek is: waarom zijn er nu zoveel mensen met een depressie? In doorsnee zijn we niet ongelukkiger geworden. Is het soms zo dat depressie nu beter gediagnostiseerd wordt dan vroeger? De schrijfster laat zien dat dit niet het geval is. Ze vertelt hoe het begrip depressie zich in de laatste anderhalve eeuw heeft ontwikkeld. Depressie is niet een objectieve entiteit, maar een cultureel bepaald begrip, allesbehalve waardevrij. In wezen is het een constructie, gedefinieerd door het soort maatschappij waarin we leven, en niet in het minst geschapen door de medicijnindustrie.
Vroeger was iemand depressief omdat hij zich ongelukkig voelde, of anderszins in de knoop zat. Nu is iemand ongelukkig omdat ie een depressie heeft. Een depressie is een entiteit op zich geworden, iets wat je in je hebt, en wat bestreden dient te worden met medicijnen.
De schrijfster gaat uitgebreid in op de status van de moderne psychiatrie waarin het biomedisch denken domineert. Uit het wetenschappelijk, dubbel-blind onderzoek is een zeer invloedrijke medicijnindustrie ontstaan, en een voorkeur voor een behandeling waaruit het persoonlijke aspect zoveel mogelijk is verbannen. Het is zelfs zover doorgevoerd dat verzekeraars, met door de medicijnindustrie gemanipuleerde onderzoeksgegevens, bepaalt wat voor soort behandeling voor wat voor soort kwaal vergoed wordt.
Het belang dat gehecht wordt aan het dubbel-blind onderzoek heeft de psychiatrie geen goed gedaan. Dubbel-blind onderzoek lijkt de methode om de meest betrouwbare informatie over de effectiviteit van een behandeling te verkrijgen. Maar dat soort onderzoek laat zich alleen uitvoeren daar waar het menselijk aspect uitgeschakeld kan worden. En dat kan prima in medicijntests, maar niet in therapieën waar het persoonlijke aspect juist een belangrijke rol speelt. Dus, al lijkt dubbel-blind onderzoek een objectieve methode, de toepassing ervan in de psychiatrie is allesbehalve waardevrij.
Vroeger werd iemand die door persoonlijke problemen en grote stress het geestelijk niet meer aan kon geholpen door aandacht voor de problemen, die te proberen te veranderen of te verwerken. Nu krijgt iemand een pil waardoor hij of zij zonder na te denken door kan gaan. En dan is het nog maar de vraag of de medicijnen, de antidepressiva met name, wel werken. In testuitslagen worden de positieve effecten steevast sterk overdreven, en nare bijwerkingen, waaronder ernstige verwarring en zelfmoord verzwegen.
Er is een tegenbeweging. In de VS en Groot-Brittanië zijn hoorzittingen en publieke onderzoeken geweest om de dominantie van de geneesmiddelenindustrie en het gebrek aan onafhankelijke onderzoekers aan de kaak te stellen. In Nederland verenigen psychiaters en psychologen zich in een poging de dwingende rol van verzekeraars met de door hun voorgeschreven behandelplannen terug te dringen. Van den Hoofdakker (ook bekend als dichter Rutger Kopland) spreekt zich al decennia lang uit tegen de bio-psychiatrie.
Dit boek is geen oppervlakkige hetze tegen een vorm van psychiatrie. Het is een doorwrocht betoog, grondig onderbouwt met alleen al dik vijftig pagina's aan noten en literatuurverwijzingen. Het is verplichte kost voor iedereen die met depressie heeft te maken.